In de paar maanden dat we in ons nieuwe huis in het kleine gehucht Cassinassa wonen, is het ons opgevallen dat er bij ons in de buurt iedere zondag iets loos is. Aan het begin van de middag parkeren er veel auto’s schots en scheef langs de smalle straat, en lopen mensen naar een onooglijke schuur boven aan de weg.
Sinds kort maken de bezoekers trouwens nuttig gebruik van de ‘parkeerplaats’ die beneden onze tuin is aangelegd. Of althans de geplaveide ondergrond van wat een nette parkeerplaats moet worden.
Zodra er een nieuw huis wordt gebouwd, moeten er (sinds wie weet wanneer) van de Italiaanse gemeenten ook voldoende parkeerplekken gerealiseerd worden, zodat de smalle plattelandswegen niet geblokkeerd raken als er een drukbezocht evenement plaatsvindt.
Onze geometra (en voormalige eigenaar van de grond waarop ons huis gebouwd is) heeft in ons geval de verantwoordelijkheid op zich genomen de parkeerplaats aan te leggen, maar het vlot nog niet erg.
We zijn hier, als doorgewinterde Italië-inwoners niet verbaasd over. Ooit komt het goed, domani. En het terrein is nu al nuttig, dus niets te zeuren. Non ci sono problemi, non ti preoccupare!
Telkens als we op zondagmiddag onze hond Tosca uitlaten en langs de ‘keet’ komen, horen we gesmoord Italiaans gezang van achter de moderne deur. Is het een soort theater, waar ze aan karaoke doen?
We durven niet zomaar naar binnen te stappen, het is ten slotte een privégelegenheid, geen openbare bar of iets dergelijks. Via via horen we wel dat er iedere zondag een beroemde Italiaanse volkszanger optreedt, maar de gemompelde en nauwelijks te verstane naam zegt ons niets.
Op een avond echter roept iemand Nico, die net met Tosca langsloopt, naar binnen. Terwijl ik me thuis afvraag waar hij blijft, gaat de bel. Een vrouw roept me met doorrookte stem en zegt dat ik mee moet komen. Naar boven, naar de schuur. Ik gehoorzaam en volg gedwee. Hoewel, volg? De dame heeft haar arm al in de mijne gehaakt en als waren we een bruidspaar schrijden we de zaal in.
De eerste momenten ben ik met stomheid geslagen: de keet blijkt een gloednieuwe, enorme zaal met (inderdaad) een podium met microfoon en muziekapparatuur. Achterin zie ik een hypermoderne keuken met een enorm fornuis.
Als ik van de verrassing ben bekomen zie ik nog iets: de zaal staat letterlijk blauw van de rook. Terwijl er in heel Italië sinds het rookverbod niemand het waagt om in een restaurant of bar een sigaret op te steken, grijpt men in deze privésetting kennelijk zijn (of haar: want Sabrina, mijn bijna-echtgenote paft lustig mee) kans.
Nico zit al vrolijk aan tafel met een stuk of wat andere gasten en een glas wijn voor zich. Ik krijg uitleg: een paar jaar geleden is dit theaterzaaltje gebouwd door Enrico Musiani, die inderdaad tot in de jaren 90 grote hits scoorde met Italiaanse liedjes. Helaas is hij net driekwart jaar terug overleden maar Sabrina, zijn dochter, zet de traditie voort.
Dat zij ook zingt, horen we even later als haar rauwe stem, tot orkaankracht versterkt door de piepende en krakende geluidsinstallatie door de zaal dendert. Sabrina heeft iedere zondag zelfs een tv-programma over het Italiaanse lied op een nationale zender, horen we later. We hebben dus beroemde buren.
Terwijl wij ons de hele afgelopen tijd afvroegen wat er toch in dat gebouw daarboven gebeurde, evenaarden zij ons met hun nieuwsgierigheid naar ons. Wie wonen daar toch in dat nieuwe huis, dat gek genoeg geen luiken heeft? En waarom zit een van de bewoners er half januari al buiten in zijn (roze!) ochtendjas een boek te lezen, terwijl het nog geen tien graden is?
Nu we bij hen aan tafel zitten en de wijn rijkelijk vloeit, willen ze antwoorden. Luiken hebben we niet, verklaren we, want bij Nederlanders kun je altijd naar binnen kijken. Zelfs de gordijnen doen ze in Nederland niet dicht.

Grote verbazing bij de Italianen die ’s avonds juist alles sluiten. En verder zit ik graag in de frisse lucht (heel anders dan in dit rookhol), die als de zon schijnt zelfs met een temperatuur van tien graden al heel aangenaam kan zijn. Als je een ochtendjas (van de juiste kleur) aan hebt tenminste.
Nadat we ons nog even wederzijds over de culturele verschillen verbazen, praten, drinken en lachen we nog een tijd verder. Een uur of anderhalf later gaan we naar huis, met een doos wijn, een ons pancetta van lokale oorsprong en nog een restje pasta van die middag. We zijn weer een beetje verder ingeburgerd!
De volgende dag gaan alle met sigarettenrook doortrokken kleren in de was en neem ik buiten plaats, in roze ochtendjas, om uit te dampen.
Comments