Padua (Padova in het Italiaans) is veel minder bekend dan het vlakbij liggende Venetië. Toch is ook Padua een boeiende stad met een rijk verleden, schitterende monumenten, een gezellige binnenstad en dan ook nog eens de Heilige Antonius als topattractie voor pelgrims. Dat alles zonder de nimmer aflatende toeristenstroom in de Dogenstad, en nog goedkoper ook. Padua is daarmee ook een geschikte uitvalsbasis voor een dagje Venetië, in plaats van andersom. Trek dan wel één, of beter nog twee, dagen uit voor Padua zelf want dat is de stad zeker waard.
In de middeleeuwen stond Padua bekend als Urbs picta, de beschilderde stad, en nog altijd is zij bekend om haar prachtige wandschilderingen. De meeste daarvan stammen uit de 14e en 15eeeuw, toen Padua als onafhankelijke stadstaat het voor het zeggen had op het vasteland van de huidige regio Veneto.
(De stad was toen al eeuwenoud, maar van haar vroegste geschiedenis is weinig meer overgeleverd na verwoestingen door Longobarden, Hongaren en een grote stadsbrand in 1147.)
In 1405 werd Padua overvleugeld door Venetië, dat tot 1795 de dienst uitmaakte. De Venetianen symboliseerden hun macht door overal in de stad schilderingen en reliëfs van de Leeuw van San Marco aan te brengen. Padua, niet langer meer een belangrijk politiek centrum, werd in 1797 bezet door Napoleon en 18 jaar later met de rest van Veneto ingelijfd bij Oostenrijk, om zich in 1866 aan te sluiten bij het pas gevormde Koninkrijk Italië.
Nu is Padua een levendige stad met ruim 200.000 inwoners, die internationaal vooral bekend is door haar in 1222 gestichte universiteit. In de stad vind je nog een paar wonderlijk aandoende, op zuiltjes geplaatste tombes van hooggeleerde heren uit de begintijd en je kunt desgewenst ook het oude universiteitsgebouw, Palazzo del Bo, nog bezichtigen.
Hieronder verdere suggesties voor een uitgebreide stadswandeling met 10 dingen die je in ieder geval gezien moet hebben.
Inhoudsopgave
1. De kapel van de Scrovegni
Als je van het treinstation naar het centrum loopt, kom je na het oversteken van de rivier Bacchiglione terecht bij een van de mooiste juweeltjes van Padua. In de Giardini dell’Arena, een park waar nog resten van een Romeins theater en van de middeleeuwse stadsmuur te zien zijn, ligt de Capella degli Scrovegni.
De wanden van de in opdracht van bankier Enrico Scrovegni gebouwde kapel werden in 1303-05 volledig bedekt met nog altijd perfect bewaard gebleven fresco’s van de Florentijnse meester Giotto, die met hun schitterende kleuren een overweldigende aanblik bieden.
Aan weerszijden worden de levens van Jezus en Maria verbeeld in tientallen episodes, en boven het altaar zien we een heersende Christus met scenes van het Laatste Oordeel, waaronder een mensen vretende baarlijke duivel, die erg veel lijkt op die van het Battistero (doopvont) van Florence.
2. Caffè Pedrocchi
Na het Piazza Garibaldi te zijn overgestoken kom je op het Piazzetta Pedrocchi bij het gelijknamige koffiehuis. Dit in 1831 gebouwde neoklassieke bouwwerk werd beroemd als informeel hoofdkwartier van opstandige studenten die in het revolutiejaar 1848 probeerden om de Oostenrijkse gouverneur, maarschalk Josef Radetzky (inderdaad die van de mars), te verjagen.
Het lukte niet, de opstand werd neergeslagen en de ongeduldige nationalisten moesten nog 18 jaar wachten, maar de naam van Caffè Pedrocchi is sindsdien gebeiteld in het Italiaans collectief geheugen.
Het is nog altijd een plek om koffie of iets anders te gebruiken, met een gotisch aandoende afdeling waar ooit de dames thee konden drinken, maar het is ook een museum van de Risorgimento, de strijd voor de Italiaanse eenwording.
3. Palazzo della Ragione
Dan komen we uit bij het Palazzo della Ragione, het ware hart van de stad. Het Paleis van de Rede stamt uit 1218 en werd een eeuw later opgehoogd en aan beide kanten uitgebreid met zuilengalerijen.
Het was eeuwenlang het centrum van de rechterlijke macht van Padua en tevens een van de grootste overdekte ruimten van Europa: 81 meter lang, 27 meter breed en 27 meter hoog. De wanden werden aanvankelijk ook door Giotto beschilderd, in opdracht van het stadsbestuur, maar zijn fresco’s gingen in 1420 bij een brand verloren waarna plaatselijke kunstenaars ze opnieuw aanbrachten.
Het resultaat is een immense zaal met meer dan 300 schilderingen met astrologische voorstellingen, scènes uit het dagelijks leven, werkelijk bestaande dieren en fantasiewezens.
In de zaal staan een houten paard dat in 1466 voor een ridderfeest werd gemaakt en een basalten stoel, bekend als de Pietra del Vituperio, de Steen der Schande, waarop in de 14e eeuw schuldenaars en wanbetalers te kijk werden gezet.
En hoog vanaf het plafond zwaait zachtjes heen en weer een moderne repliek van de – door Umberto Eco beroemd geworden – Slinger van Foucault. Het Palazzo della Ragione wordt aan weerszijden geflankeerd door Piazza dei Frutti e Piazza delle Erbe, ruime pleinen waar al sinds de middeleeuwen markt wordt gehouden en gegeten en gedronken, terwijl de zuilengalerijen naast het Palazzo het domein zijn van kleine winkeliers.
4. De Dom
Via het Piazza dei Signori en het rustieke Piazza Capitaniato bereik je Piazza Duomo, het Domplein. Als je wilt kun je vlakbij, op het Piazza San Niccolò, nog even een fraai middeleeuws kerkje meepikken dat al bijna duizend jaar gewijd is aan San Niccolò di Mira, ofwel onze Sinterklaas.
De kathedraal zelf valt trouwens niet mee. Hij werd in de 16e eeuw grondig gerenoveerd op aanwijzing van Michelangelo en straalt een contrareformatorische gestrengheid uit die niks heeft van de gezellige middeleeuwse schilderingen.
Het hypermoderne altaar is opgefleurd met dito beeldjes van de beschermheiligen van Padua: Prosdocimus, haar eerste bisschop; Justina; Gregorius de Grote en Antonius. Dat zijn er maar liefst 4 en Padua is dan ook nog steeds een goed katholieke stad.
Interessanter is het Battistero (Doopvont) naast de Dom. Dit is in de 14e eeuw compleet vol geschilderd met fresco’s met thema’s als paradijs, zondeval, Christus Koning, de schepping van Eva en de apocalyps, maar ook met scenes uit het dagelijks leven in de 14e eeuw en portretten van vooraanstaande burgers.
5. Portici en fietsen
Wandelen door Padua doe je voor een groot deel onder portici: met zuiltjes omzoomde gaanderijen tussen de huizen en de weg, waar het ook bij regen en felle zon aangenaam koel en droog is. Bologna geldt als stad van de portici bij uitstek, maar de inwoners van Padua betogen trots dat ook hun stad er in totaal 25 kilometer heeft.
Min of meer doelloos rondslenteren is een genot in Padua, waar het centrum autovrij gemaakt is. Wel is er plaats voor de fiets en dat maakt Padua, zeker in vergelijking tot de meeste Italiaanse steden. Tot een echte fietsstad.
(Als je met de auto komt, is het aan te raden om buiten het centrum te parkeren. Dat hoeft geen probleem te zijn, omdat het centrum maar klein is en je er met bus, tram of te voet gauw genoeg bent.)
6. Het getto
Zwervend door de kleine straatjes rond de Dom en het Palazzo kom je in de Via San Martino e Solferino terecht in het voormalige getto, waar in de 17e en 18e eeuw de joden van Padua gedwongen woonden.
Op het eerste gezicht wijst maar weinig daarop. De 5 poorten die ’s nachts de toegang tot het getto afsloten, zijn al meer dan 2 eeuwen geleden geslecht en van de 4 synagogen die de stad ooit telde, is er nog maar één over. (De grootste synagoge werd in december 1943 door fascisten in brand gestoken.)
Toch zijn er 2 duidelijke aanwijzingen: Op straat houden gewapende militairen de wacht en de huizen zijn hier 1 of 2 verdiepingen hoger dan elders in de oude stad, net als in het getto van Venetië. Dat moest ook wel, want de toenmalige joodse gemeenschap moest woekeren met de beperkte ruimte die zij door het stadsbestuur toegewezen kreeg.
7. De H. Antonius van Padua
Als een padovano spreekt over Il Santo, dan kan dat alleen de Heilige Antonius zijn. De uit Portugal afkomstige Franciscaan, die predikte en wonderen verrichtte in Frankrijk en Noord-Italië, sleet zijn laatste jaren in Padua.
Al een jaar na zijn dood in 1231 werd hij heilig verklaard en sindsdien is hij de schutspatroon van Padua en Portugal, en wordt hij aangeroepen door armen en door lieden die iets kwijt zijn. (‘H. Antonius, maak dat ik het terugvind!’)
Vrijwel meteen werd ook begonnen met de bouw van de naar hem genoemde basiliek die bijna een eeuw later werd voltooid. Het resultaat was een van de grootste kerken ter wereld, opgetrokken in een mengeling van Romaanse en Gotische stijl, met een handvol Moors aandoende koepels.
Aan het eind van de weg die van het centrum naar de basiliek leidt, en die uiteraard Via del Santo heet, zweemt de heiligheid je tegemoet. Op het Piazza del Santo dingen verkopers van religieuze prullaria en hotels met namen als Dal Santo (Bij de Heilige) en Riposo del Pellegrino (Pelgrims Rustplaats) naar de gunsten van pelgrims en toeristen.
De kans dat zij daarin slagen is groot, want de basiliek trekt jaarlijks zo’n 6,5 miljoen bezoekers. Daar kan de stad Padua, die met 1,2 miljoen gasten toch niet mag mopperen, niet aan tippen.
De basiliek zelf is overweldigend gedecoreerd met fresco’s, reliëfs en beeldhouwwerken van de 14e eeuw tot heden. Topstukken zijn de Kapel van de Zwarte Madonna, met vroeg werk van Giotto, de Kapel van de Relieken, waar de zwarte pij van de heilige wordt bewaard, en de tombe van Antonius, waarvoor veel bezoekers zwijgend of zachtjes murmelend stilhouden.
8. De palm van Goethe
Van de gewijde sfeer in de basiliek ben je een kippeneindje verder weer helemaal terug op aarde, in de Orto Botanico di Padova. De oudste universitaire botanische tuin ter wereld, die sinds 1997 op de Werelderfgoedlijst van de Unesco staat, werd gesticht in 1545 en heeft het karakter behouden van een hortus oude stijl, ingedeeld in afdelingen als tropen, mediterraan, inheems, heuvel enzovoorts.
Maar doordat hij altijd op dezelfde plaats is gebleven, staan er nu eeuwenoude palmen, bomen en struiken, zoals een reuzenplataan van 1635 en een 18e-eeuwse ginkgo biloba. Zo kun je na een lading cultuur een verfrissende wandeling maken door een oerbos midden in de stad.
Verreweg de beroemdste plant is een dwergpalm die hier al sinds 1585 staat. Normaal groeit deze soort, de enige inheemse Europese palm (chamaerops humilis), tergend langzaam en wordt hij niet hoger dan 2 of 3 meter, maar deze groeit al meer dan 4 eeuwen stug door en is inmiddels een 11 meter hoge reuzendwergpalm.
Hij was al fiks opgeschoten toen Johann Wolfgang Goethe in 1786 de Orto bezocht. De Duitse dichter was zo onder de indruk dat hij eenmaal thuis de palm als aanleiding gebruikte voor een traktaat over de metamorfose van planten. Sindsdien is ‘de palm van Goethe’, waaromheen nu een speciale kas is gebouwd, de ster van de Hortus.
9. Prato della Valle
Een kort wandelingetje voert dan naar het Prato della Valle, een aan het eind van de 18e eeuw aangelegd immens plein – 88.620 vierkante meter – met een kunstmatig eiland in het midden.
Op zaterdag wordt hier de markt gehouden, overdag is dit het terrein van wandelaars, skeelers en zonaanbidders, ’s avonds een trefpunt van jongeren en regelmatig worden er concerten en manifestaties gehouden.
De inrichting en decoratie zijn nog steeds die van 2 eeuwen geleden, met moderne obelisken en aan weerszijden van het kanaaltje rond het eiland beelden van 78 beroemde burgers van Padua. Dat zijn allen mannen en daarom diende 2 jaar geleden een actiegroep een aanvraag in om er ook een paar vrouwen tussen te zetten.
Dat is niet gelukt. Na twee jaar debatteren oordeelde in juni van dit jaar de sovrintendente, de verantwoordelijke autoriteit voor het cultureel erfgoed, dat ‘de historie van de plek gerespecteerd dient te worden’. En daarin was voor vrouwen geen plaats.
10. Taverna Nane della Giulia
Eten en drinken kun je genoeg in Padua. Overal in het centrum vind je cafés met terrassen waar inwoners en toeristen zich van harte overgeven aan het aperitivo, bij voorkeur een Spritz met Aperol of Campari, Prosecco, spuitwater en ijs.
De keuken is Noord-Italiaans, met veel vis en schelpdieren, maar ook met vlees of desgewenst vegetarisch. De plaatselijke pasta zijn de bigoli, extra dikke versgemaakte spaghetti die in Venetië worden opgediend als bigoli in salsa, met een lobbige saus op basis van ansjovis.
Die kun je in Padua ook krijgen, maar het typische gerecht is hier bigoli al ragù di anatra, ofwel met een saus op basis van eend en parelhoen. Die krijg je onder meer geserveerd in de taveerne Nane Della Giulia (Via Santa Sofia 1), vermoedelijk het meest authentiek gebleven eethuis van Padua.
De inrichting is chaotisch, de sfeer gezellig, het publiek lokaal, het eten lekker, en de prijzen schappelijk. Een leuke bijkomstigheid is, dat de eigenaar een Nederlander is, Arjo den Hertog, die al meer dan 30 jaar in de plaatselijke horeca werkt en met schaars voorbijkomende Nederlanders graag een praatje aanknoopt.
Op het menu staan ook andere traditionele gerechten als gekookt rundvlees met groene saus (van peterselie en ansjovis) en met ezelvlees bereide musso e polenta. Een typisch voorgerecht, waar je de Oostenrijkse traditie nog in proeft is lengua con kren, boterzachte gepekelde ossentong met mierikswortel.
Als verrassing schenkt de taverna de fragolino, een (witte en rode) wijn gemaakt van de uva fragola (aardbeidruif), waar je inderdaad rijpe aardbijen in proeft. Formeel is de fragolino, een Amerikaanse wijnstok met een relatief hoog methanolgehalte, verboden maar in Veneto wordt hij onder de tafel wel verkocht.
Bij Nane della Giulia staat hij zelfs gewoon op het menu, en dat is maar goed ook, want een glas witte fragolino is een zeeldzaam genoegen! Wie tenslotte voor het diner een wat modernere, minder volkse omgeving prefereert, kan even verderop terecht in de Osteria La Sofia (Via A. Gabelli 2b).
Comments